- around
- adv. rondom; in de omgeving--------prep. om, rond; ongeveeraround1[ əraund] 〈bijwoord〉1 rond 〈ook figuurlijk〉 ⇒ in de vorm/richting van een cirkel2 in het rond ⇒ aan alle kanten, verspreid3 〈nabijheid〉in de buurt ⇒ 〈bij uitbreiding〉 überhaupt, bestaand4 〈benadering〉ongeveer ⇒ omtrent, omstreeks♦voorbeelden:1 the other way around • andersoma way around • een omwegthe year around • het jaar rondbring around • tot een andere mening brengen, overredenhis turn came around • het was zijn beurtpeople gathered around to see • mensen verzamelden zich om te kijkenit measures five metres around • het heeft een omtrek van vijf meterpass it around • geef het rond/doorturn around • (zich) omdraaien2 news gets around fast • nieuws verspreidt zich snelgrope around • om zich heen tastenlook around for • uitkijken naar/voorscattered around • her en der verspreid3 the strongest metal around • het sterkste metaal dat er bestaatfor miles around • kilometers in de omtrekI'll be around • ik zal daar (ergens) zijnstay around • blijf in de buurt4 around six • omstreeks zes uurhe's around sixty • hij is rond de zestigaround fifty people • om en nabij de vijftig mensen————————around2〈voorzetsel〉1 〈cirkel〉rond ⇒ rondom, om … heen2 〈nabijheid〉in het rond ⇒ rondom, om … heen3 〈in alle richtingen〉door ⇒ rond, her en der in♦voorbeelden:1 come around the bend • de bocht om komenaround the corner • om de hoekhe ran around the green • hij liep rond het plantsoena chain around his neck • een ketting om zijn hals〈figuurlijk〉 planned around a theme • rond een thema opgezet2 the houses around the church • de huizen bij de kerkthe dog hung around the door • de hond bleef bij de deur rondhangenonly those around him • alleen zijn naaste medewerkers3 he paced around the house • hij liep heen en weer door het huisall around the land • door het hele land
English-Dutch dictionary. 2013.